|
||||||||
|
We hadden het in deze kolommen wel eens eerder over deze Madrileense band rondgitarist en songschrijver Raul Mannola een kerel die net zo goed de flamenco-tour durft opgaan, als helemaal in de seventies rock en jazz durft vertoeven. Wat alvast opvalt, is de complete afwezigheid van zang, iets wat allicht passend te verklaren valt, maar wat zeker de zaken niet vergemakkelijkt, als je wilt dat je boodschap uitgezonden/ontvangen wordt en het liefst nog zonder al te grote problemen bij de “vertaling”. Nu moet ik zeggen dat deze heren ongetwijfeld voldoende métier in huis hebben om heel complexe dingen neer te zetten en toch verteerbaar te maken voor mensen die, zoals ik, niet vertrouwd zijn met het genre. Dat genre reikt overigens nogal breed, want ik kan er flarden jazz, fusion, funk, rock, flamenco, bossa en nog wat exotica in horen. Helemaal bijzonder aan de klank van de band is, naast de straffe percussie en de bijzonder gedreven gitaarpartijen, het gebruik en de prominente plaats die er aan voorbehouden wordt, van de dwarsfluit. Die wordt heel vaak ingezet in duel/duet met de gitaar, al dan niet akoestisch. Daarmee heb ik nog niets gezegd over de bas die, zoals bij voorbeeld in “Five Sisters” een indrukwekkend decor neerzet, waarin de fluit naar hartenlust kan fladderen en springen. Nog opvallend: de manier waarop de bandleden blijk geven van het beheersen van hun instrumenten. In “Song to John” krijgt dat allemaal een betoverende Spaanse sfeer. “End of January” moet het meer van de jazzy kant hebben, zeker wanneer gastmuzikant Paul Austerlitz met zijn basklarinet een hele dimensie toevoegt. De zes nummers die de plaat telt, klokken samen af op een kleine drie kwartier. Dat vergt wat van de luisteraar, aangezien puur instrumentale muziek nu niet meteen behoort tot het dagelijkse muzikale dieet en uitgerekend daar ligt de sterkte van deze plaat: al zitten er stukken bij van ruim elf minuten, zoals opener “The Last Candles”, de plaat is zodanig gevarieerd, dat dat geen seconde te veel blijkt te zijn. Dat heeft vanzelfsprekend allemaal te maken met de kundigheid van de muzikanten, maar minstens evenveel met de klasse van componist Mannola, die het ene na het andere heerlijke arrangement uit de mouw schudt en op die manier de ogenschijnlijk onderling danig verschillende instrumenten vlekkeloos laat samenklinken. Ik weet het: sommigen zullen dit gedateerd vinden. Of weinig toegankelijk. Ik ben het daar niet mee eens: dit is een soort samengaan van danig geëvolueerde prog-rock en fusion, die helaas al te vaak onderbelicht blijft, maar die zeer zeker haar plaats heeft in het schier onoverzichtelijke aanbod dat de muziekwereld van vandaag rijk is. Jawel, muziek als deze vergt enige moeite, maar wie het kan opbrengen om een plaat als deze een vijftal keer te beluisteren, ontdekt zeker de rijkdom een schakeringen en de sterke melodieën die hier neergezet worden. Natuurlijk: dit is geen ponykamp-muziek, maar dat is precies wat ze zo uitdagend en mooi maakt. (Dani Heyvaert)
|